Als bij een scheiding een van de partijen voorlopig of voor langere tijd in de gezamenlijke woning blijft wonen en de andere partij vertrekt, kan dit leiden tot problemen bij de aftrek van de hypotheekrente. De fiscale regels die dan gelden zijn ingewikkeld.
Een korte uitleg:
Met het vertrek uit de woning is deze voor de vertrekkende partij niet langer een ‘eigen woning’ als bedoeld in fiscale zin. Het gevolg daarvan is dat de regels voor de hypotheekrenteaftrek niet langer gelden.
In de wet is voor deze situatie een uitzondering gemaakt. De vertrekkende partij kan nog gedurende twee jaar na zijn vertrek uit de woning de door hem/haar betaalde hypotheekrente fiscaal aftrekken voor ten hoogste zijn eigendomsdeel (meestal 50%). Voor de achterblijvende partij is het door hem/haar betaalde van de hypotheekrente (meestal 50%) ook aftrekbaar. De achterblijvende partij kan ook zijn/ haar betaalde hypotheekrente voor 50% aftrekken. Voor de achterblijvende partij geldt echter geen beperking in tijd.
Na afloop van de tweejaarstermijn geldt voor de vertrekkende partij dat de eigen woning in box 3 valt en daardoor kan hij/zij de hypotheekrente helemaal niet meer in aftrek opvoeren. Voor de achterblijvende partij verandert er niets (blijft 50% hypotheekrenteaftrek behouden).
De nadelen hiervan kunnen worden opgevangen door nadere alimentatieafspraken te maken.